Wanneer je in guur weer over het vlakke Groninger land dwaalt, zie je om de paar kilometer een
kerktoren.
Dat wil tegenwoordig niet meer zeggen dat daar altijd een warme kroeg open is,
dus zet je nog even je kraag op en je trekt je schouders op.
Je hoofd
duikt weg in de
nek: het is '
doeknekt' in het Gronings
(het 'ge-' van het voltooid deelwoord wordt daar weggelaten).
Niet alle kerktorens zie je meteen: sommige duiken weg achter de relatief
forse kap van het
schip:
de toren is doeknekt.
De verklaring van dit verschijnsel is niet altijd dezelfde, maar altijd heeft
het met geld te maken, of beter: met het gebrek daaraan. Een forse kerktoren
is niet alleen een statussymbool, de hoogte is ook van belang om het geluid
van de
klokken
ver te laten dragen. Wanneer er onvoldoende geld is om de
kerktoren af te bouwen, blijft deze te laag. Ook bij de vervanging van een
ingestorte toren kan het zijn dat er onvoldoende geld is om de oude hoogte
te evenaren
(
Huizinge).
Veel
romaanse
kerken zijn in de
gotische
periode flink verhoogd
en bovendien was een
steil dak
toen in de mode. De arme kerktoren bleef
dan nog wel eens achter in de ontwikkeling: tegen de tijd dat deze aan de beurt
was om verhoogd te bouwen was het geld op of was de situatie door de Hervorming
helemaal veranderd.
Niet alleen in de provincie Groningen komen kerktorens voor die doeknekt zijn,
maar naar verhouding zijn er daar wel veel te vinden.
Tekst: Jean Penders (11-2009). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders